De proloog van de Zuiderfrontier: Brabant tijdens het Rampjaar en zijn nasleep

Zuiderwaterlinie-onderzoeker Jacob Knegtel schreef het onderstaande artikel naar aanleiding van de digitale sessies tijdens de Liniemeeting 2020 over het rampjaar 1672.

De proloog van de Zuiderfrontier: Brabant tijdens het Rampjaar en zijn nasleep

In dese quade conjuncture van tijde. Zo omschreef iemand uit het Brabantse Berghem destijds de stemming waarin de Republiek zich bevond tijdens het Rampjaar van 1672. Het Generaliteitsland was nog niet eens 25 jaar verder sinds het einde van tachtig rampzalige jaren; de oorlog waarin het gebied het toneel vormde van een Spaanse uitputtingsslag. Nee, wat historici omschrijven als hét Rampjaar doet verwijzen naar de inval van de Republiek door het grote Franse leger van Lodewijk XIV. In 2022 herdenkt Nederland dat deze catastrofale gebeurtenis zich precies 350 jaar geleden voordeed. Onze geschiedenisleraren vertelden ons ooit over Willem III en zijn waterlinie, en over de heldendaden van Michiel de Ruyter op zee. Aanleiding genoeg om vandaag de dag onze blik te verschuiven naar het onbekende; Staats-Brabant, daar waar je oorlog in de ogen kon aankijken. Weinig weten we namelijk nog over de gebeurtenissen in dit gebied tijdens de Hollandse Oorlog (1672-1678), terwijl deze periode onlosmakelijk is verbonden met de totstandkoming van de Zuiderwaterlinie. In 2020 zijn heemkundigen en regionale historici langs de Zuiderwaterlinie, in aanloop naar het herdenkingsjaar van 2022, begonnen met een collectief initiatief om dit hiaat op te vullen. Tijdens de derde dag van Liniemeeting op 9 december 2020 stond deze lacune dan ook centraal. Erfgoeddeskundige Jos Cuijpers, regionale historici Henk Buijcks (BHIC) en Bas Bevaart (Kring Vrienden ’s-Hertogenbosch) en ambassadeur Tom Scheepstra (Platform Rampjaarherdenking) keken eens wat nauwkeuriger naar Brabant in het Rampjaar. In de middag schoof prof. dr. Lotte Jensen (Radboud Universiteit Nijmegen) aan om ons meer te leren over rampliederen en hun waarde binnen historisch onderzoek.

Canonieke verhaal en Brabant
“Het Rampjaar heet niet voor niks het Rampjaar; het volk was redeloos, de regering radeloos en ons land reddeloos”. Het verhaal van Brabant kan niet worden verteld zonder stil te staan bij de canonieke context, aldus Jos Cuijpers. De zwakke Nederlandse Republiek werd in 1672 aangevallen door vier landen, met Frankrijk als de sterkste opponent van de vier. Door naar de troepenbewegingen richting Holland te kijken, schetst Cuijpers hoe de oorlog in Staats-Brabant arriveerde. Naast een grote troepenmacht die langs de Rijn marcheerde, zou ook een kleinere legermacht via Zeeuws-Vlaanderen langs ’s-Hertogenbosch zijn gereisd. De omgeving van de Moerasdraak was vanwege de oorlogsdreiging geïnundeerd, mede door het doorsteken van de dijken bij Lithoijen. Van een belegering van de stad werd dan ook afgezien en gekozen werd om door te stoten richting Holland. Na het innemen van de Domstad kwam het Franse leger voor de provisorische Hollandse Waterlinie te staan. Ondanks de moeite die nodig was om deze inundaties werkende te houden, trok de Zonnekoning na een periode van stilstand terug naar ’s-Hertogenbosch. In Vught klommen de Fransen de kerktoren in om te onderzoeken of de Moerasdraak deze keer wél ingenomen kon worden. Daar werd wederom van afgezien, en gekozen werd om de strategische steden Maastricht en Grave in te nemen. Die laatste stad werd vervolgens in 1674 heroverd door de Staatsen na een verwoestende belegering. De Zonnekoning was vanaf dat jaar zo goed als terug bij af. Zijn overwinningen in 1672, vereeuwigd op het plafond van de Spiegelzaal van Versailles, betekenden niets meer. #Fakenews dus! De enige winst voor Lodewijk XIV was het afdwingen van katholieke godsdienstbeoefening, aldus Jos Cuijpers.


Contributies en ziekte in Noordoost-Brabant
Daar waar de oorlog zijn sporen achterlaat, komen verhalen tevoorschijn. En het zijn lang niet altijd de ooggetuigenverslagen van belegeringen die ons vandaag de dag een goed beeld geven van het leven in tijden van oorlog. Henk Buijcks heeft de afgelopen tijd voorbij deze overleveringen gekeken en is gaan speuren in de financiële archieven van dorpen in Noord-Oost Brabant. De informatie die opdook, vertelt ons veel over de periode tussen 1672 en 1676; het tijdvak waarin de Hollandse Oorlog dit gebied in zijn greep had. Buijcks begint met die kwade zomer van 1672. Met de oorlog begonnen ook de Franse ‘contributies’; natura- en geldbetalingen die de Fransen goed konden gebruiken tijdens hun destructieve veldtocht richting Holland. Om deze astronomische bedragen te kunnen betalen werden in verschillende dorpen leningen uitgeschreven daar waar geld beschikbaar was, zoals het geval was in Sint-Michielsgestel en Oss. Deze contributies werden niet opgehaald maar moesten worden gebracht naar Grave en Maaseik; in die tijd voor veel mensen een lange en gevaarlijke tocht. Ook in gebieden waar de Fransen niet voorbij kwamen, had de oorlog kwalijke gevolgen voor de burgers. De bewoners van Lith hadden bijvoorbeeld last van de inundaties die in de buurt gesteld werden en zo nu en dan werden sommigen van hen aan het werk gezet voor het Hollandse leger. De aanwezigheid van de Fransen duurden zo’n vier jaar, maar de oorlog liet littekens achter die nog decennia later zichtbaar waren. Dijken die zijn doorgestoken moesten gerepareerd worden, en de hoge schulden uit leningen dienden terugbetaald te worden. En als je niet werd doodgeschoten door een Franse soldaat, bracht de oorlog nog een andere doodsoorzaak met zich mee: dysenterie. Spiegelend met het rampzalige sentiment in 2020 sprak de pastoor van Schaijk over moeilijke tijden, terwijl de pastoor van Veghel moest toezien hoe de sterftecijfers onder zijn parochianen toeneemt tijdens de oorlog. Ondanks dat de Fransen het voor de katholieke bevolking makkelijker maakten om hun geloof te beoefenen, brachten ze ook rampspoed en ellende met zich mee.

Natte voeten in de Meijerij
Alhoewel de Zuiderfrontier nog moest worden geconceptualiseerd, was inundatie in Staats-Brabant rond 1672 al een veelvoorkomend fenomeen. In het westen van Brabant was de Linie Bergen op Zoom-Steenbergen operatief en rondom de Brabantse vestingsteden werd inundatie gebruikt als defensief middel. Weinig weten we echter nog over de precieze inzet en de maatschappelijke gevolgen van inundatie. Met zijn onderzoek naar inundaties rondom ’s-Hertogenbosch draagt Bas Bevaart bij aan het vullen van deze leegte in kennis. Hij begint zijn verhaal met te benadrukken hoe belangrijk deze inundaties waren voor de verdediging van de Moerasdraak. In 1672 kwam de Krijgsraad van de stad uit voorzorg met een verbod op het vernielen van watermolens van de Dommel, ter bescherming van de inundaties. Tegen de tijd dat de oorlog voor de deur stond in het gebied greep de Raad van State in. Zo kwam er een dienstplicht voor mannen tussen 16 en 50 jaar, werden dorpen voorzien van schansen, en werd klokgelui verplicht in geval van het signaleren van het Franse leger. Verbazingwekkend was het verzoek om binnen vier dagen het platteland te verlaten met een complete huisraad en oogst, en daarnaast de landerijen ongeschikt te maken voor teelt. In juli naderden de Fransen met water in de schoenen de stad ’s-Hertogenbosch. Een aanval werd opgezet maar was tevergeefs; zeventien schuiten liepen vast en het geschut zakte weg op de drassige bodem. Wel was het leger van de Zonnekoning in staat om tijdens hun uittocht het fort Crèvecoeur in brand te steken. De Fransen verlieten het gebied in 1673 en in plaats daarvan kreeg de Meijerij een nieuwe reeks van bezoekers dat jaar: vluchtende Maastrichtenaren. Bevaart sluit af met een belangrijk punt van aandacht: we weten nog minder over inundatie dan we denken! De kaarten met ingekleurde inundatiegebieden geven zelden een nauwkeurig beeld van de precieze onderwaterzettingen van destijds. Er moet dus nog een hoop onderzoek verricht worden.

Op onderzoek uit!
De Hollandse Oorlog draaide om Holland; door de Fransen benaderd en door de Staatsen verdedigd. Staats-Brabant was als Generaliteitsland slechts een bufferzone, desondanks met succes. De Fransen waren niet gebrand op een veldtocht door het inundatierijke Brabant. Toch zien we dat de oorlog een flinke impact heeft gehad op het Brabantse leven. Het verhaal van de Hollandse Waterlinie kan zonder deze Brabantse anekdotes verteld worden, en dat verklaart ook mede de Brabantse lacune. Maar daarmee wordt slechts een hoofdstuk van het Rampjaar belicht. De Rampjaarherdenking zal daar verandering in brengen. “Het Rampjaar is allesbehalve een Hollandse aangelegenheid”, zo concludeert ook Tom Scheepstra, ambassadeur Rampjaarherdenking. Het jaar 2022 zal dan ook in het teken staan van verhalen uit het hele land, waaronder Brabant. De anekdotes uit deze bijeenkomst laten zien hoe belangrijk het is om te blijven onderzoeken. Aan de ene kant overstijgen deze verhalen de regio en maken zo de Zuiderwaterlinie zichtbaar. Aan de andere kant leer je door nieuw onderzoek je eigen regio op een hele nieuwe manier kennen. De output van het onderzoeksproject rondom de Hollandse Oorlog in Brabant zal hoe dan ook een belangrijk onderdeel vormen van het herdenkingsjaar 2022. Het was deze periode waarin de hoofdrolspelers van de Zuiderwaterlinie, zoals Menno van Coehoorn en Willem III, voor het eerst op het politieke en militaire toneel verschenen. Daarnaast zette deze oorlog een lang bouwprogramma in gang waar de Zuiderwaterlinie uiteindelijk een product van is geworden.

Rampen en liederen
Het onderzoek naar het Rampjaar en zijn nasleep in Brabant in dan ook in volle gang. In de middag van 9 december werd ingezoomd op een belangrijke bron van informatie binnen dit onderzoek: rampliederen! Deze overleveringen tonen de maatschappelijke kant van rampen, de ontwrichting van het dagelijks leven, de verwerking van verdriet en speelden ook een rol in het inzamelen van geld ten behoeve van noodhulp. Lotte Jensen, hoogleraar Letterkunde aan de Radboud Universiteit, nam de liniebouwers mee in de wereld van treurzang en rouwverwerking. Aan de ene kant waren rampliederen berichtgevingen van ‘breaking news’, bedoeld om nieuws snel te verspreiden. Aan de andere kant bood zang troost en hielp bij het verwerken van rampzalige gebeurtenissen. Maar hoe klinkt zo’n ramplied dan precies? Die vraag bleek snel beantwoord; al na tien minuten brachten de deelnemers op Zoom gezamenlijk het ‘Watersnood-Wilhelmus’ ten gehore! Dit lied en duizenden andere liederen zijn te vinden via de digitale Liederenbank en het Geheugen van Nederland. Zo is daar bijvoorbeeld een verslag in liedvorm te vinden van het beroemde Beleg van ’s-Hertogenbosch in 1629. Het bevat verwijzingen naar zowel inundatie (“Den Bosch, die voor’t bestrijden, bewaert ter degen was, ronds-om aen alle zyden, met water en moeras”) als boerenverdriet (“Dus gatet in den Krijgh, die alle dingh verslindt. Hierom word geen soldaet van boeren oyt bemindt.”), en vormt zo een cruciale bron voor onderzoekers. Ook troubadour Noud Bongers hield het dicht bij huis; hij voerde een modern ramplied op over onweer in het Brabant van weleer en bezong als afsluiting de vloek en de zegen van de Zuiderwaterlinie. Al met al een geslaagde dag vol met boeiende verhalen en muzikaal genot!

Lotte Jensen heeft daarnaast alle liniehistorici nadrukkelijk gevraagd om op zoek te gaan naar liederen die raken aan natuur- en oorlogsrampen langs de Zuiderwaterlinie en deze naar haar op te sturen (l.jensen@let.ru.nl). Stuur deze liederen gelijk ook naar Jacob Knegtel (onderzoek@zuiderwaterlinie.nl) zodat ze als bronmateriaal duurzaam kunnen worden opgeslagen in de Collectie Zuiderwaterlinie. Alvast enorm bedankt en veel zoekplezier gewenst!